Auteur: Kate Raworth
Uitgeverij: Nieuw Amsterdam, 2017

Raworth begint haar boek met verschillende voorbeelden van de wereldwijde opstand in het economie-onderwijs. Zo beschrijft ze bijvoorbeeld hoe studenten uit protest massaal het college van Gregory Mankiw, de auteur van het meest gebruikte boek in de macro-economie, uitliepen. Bij geen andere wetenschappelijke discipline heeft zich ooit een dergelijk protest voorgedaan. Met andere woorden, er is behoefte aan fundamentele verandering in het economie-onderwijs.

Volgens Raworth zijn de universiteiten en tijdschriften die de economische ‘top’ vormen degenen die het minst tot verandering bereid zijn: zij blijven vasthouden aan het smalle neoklassieke denkkader. Recent onderzoek naar bacheloropleidingen in Nederland toont aan dat neoklassieke economische theorie ook hier nog steeds domineert. Slechts 23,8 procent van de tijd wordt besteed aan andere economische scholen.

Donut

Maar Raworth neemt het masker af van het huidige economisch denken. In heldere taal legt ze uit waarom de focus op BBP-groei, neoklassieke economische theorie en neoliberalisme in de 21e eeuw niet meer voldoen. Daarnaast herdefinieert ze de taak van economen: economen moeten in haar ogen niet langer hun tijd besteden aan het ontdekken van “wetten”, maar zich richten op het ontwerpen van distributieve en regeneratieve systemen.

Afbeeldingen staan centraal in het betoog van Raworth, en met reden. Die moeten namelijk een bijdrage leveren aan de transitie van ‘oud’ naar ‘nieuw’ economisch denken. De belangrijkste visualisatie is deze doughnut, die het Bruto Binnenlands Product zou moeten vervangen als graadmeter voor de welvaart in een land:

afbeelding van Oxfamblogs

De binnenste ring definieert elf basisvoorzieningen waar ieder mens recht op heeft; de buitenste ring geeft negen planetaire grenzen weer. Volgens Raworth is de doelstelling van de mensheid in de 21e eeuw om binnen het ‘rechtvaardige en veilige’ deel van de doughnut te komen en te blijven. Naast de donut komt Raworth met nog zes nieuwe visualisaties voor economen in de 21e eeuw; de meeste zijn reeds te vinden op haar website.

Ontmaskering

Een van de scherpste passages is de ontmaskering van de claim van waardevrije economische theorie. Raworth gaat terug naar onder andere Jeremy Bentham (1748-1832), William Stanley Jevons (1835-1882) en Léon Walras (1834-1910). Die laatste twee gebruikten Bentham’s filosofie van het utilitarisme als basis voor de economische theorie die tegenwoordig de neoklassieke wordt genoemd.

Raworth legt niet alleen uit hoe deze theorie aanneemt dat ieder mens op rationale wijze zijn of haar onverzadigbare behoeften probeert te vervullen (homo economicus), maar laat ook zien hoe deze theorie uiteindelijk verheven is tot een normatief model voor het gedrag van economische actoren: Individuen en bedrijven maximaliseren namelijk niet alleen respectievelijk hun nut en hun winst (descriptief), maar volgens de neoklassieke economie moeten ze dit ook doen (prescriptief). Neoklassieke theorie is dus niet waardevrij, zoals soms wordt gesteld; het is juist normatief.

Om nieuw economisch denken te realiseren, stelt Raworth voor het nauwe mensbeeld van de homo economicus te vervangen door één dat gebaseerd is op wederkerigheid, veranderende waarden, onderlinge afhankelijkheid en verbondenheid met de natuur.

Ook stelt Raworth voor niet langer te wachten op het moment waarop economische groei vanzelf ongelijkheid oplost. Dit moment, zo stelt ze, zal simpelweg nooit komen. In plaats daarvan oppert Raworth de economie ‘distributief’ in te richten, door onder andere de implementatie van een maximum inkomen, nieuwe (juridische) organisatiestructuren, verschillende manieren om kennis gemeenschappelijk te maken, een kortere werkweek en een wereldwijd belastingsysteem voor bedrijven.

Planetair huishouden

Raworth toont inzicht door te stellen dat sommige van haar belastingvoorstellen op dit moment onhaalbaar klinken en vervolgens te benadrukken dat veel ooit onhaalbare ideeën — bijvoorbeeld de afschaffing van slavernij en kiesrecht voor vrouwen — inmiddels onvermijdelijk zijn gebleken. Raworth verwacht dat de 21e eeuw de eeuw van het ‘planetaire huishouden’ wordt, en dat globale belastingheffing daarin onvermijdelijk gaat zijn.

Tot slot moet de economie volgens Raworth niet alleen distributief zijn, maar ook regeneratief. Dus niet ‘nu groeien en later opruimen’, maar meteen het goede doen. We moeten dus zo spoedig mogelijk van een degeneratieve industriële economie naar een regeneratieve circulaire economie.

Om zo’n economie te bereiken is het nodig dat bedrijven en financiers hun doelen bijstellen: het doel dient niet langer winstmaximalisatie of maximale aandeelhouderswaarde te zijn. In plaats daarvan moeten we naar een waarde die gedreven wordt door ambitie en langetermijndenken. Voor de 21e-eeuwse econoom ziet Raworth een rol weggelegd in het ontwerpen van economisch beleid dat dit mogelijk maakt.

Doughnut Economics is een meesterlijk boek over nieuw economisch denken en de perfecte handleiding voor studenten om met hun (neoklassiek geschoolde) economische professoren in gesprek te gaan. Lezen dus.


Maarten Nijman